Eind 16e en begin 17e eeuw worden grote moerassige gebieden in de Franse Médoc (ten noorden van de stad Bordeaux) droog gelegd door Nederlanders. In de jaren die volgen vestigen zich daar boerenfamilies en -arbeiders om het nieuwe land te bewerken. Onder hen ook Gorcumer Claes Cornelisz Ludijnsz met zijn gezin, die in 1634 naar Médoc vertrekt.
(illustratie boven het blog: Wijngaarde) rond Bordeaux, Herman van der Hem, 1639.
Österreichische National Bibliotheek, Atlas Van der Hem)
Familie Gorisz
Op de een of andere manier is Claes Ludijnsz in contact gekomen met de familie Gorisz. Van die familie, komen Zeger Gorisz en zijn twee jaar jongere broer Tielman het meest voor in de archieven. De broers zijn afkomstig uit Nijmegen, maar vestigen zich op een gegeven moment in Rotterdam. Zeger, die geboren moet zijn rond 1598, is volgens een akte in 1621 wijnverlatersknecht.[1] In het jaar er na werkt hij als wijnverlater[2] in het Franse Nantes, waar hij in dienst is bij Jan Michielsz. [3]
Tielman Gorisz werkt in 1622 nog als cleermaecker in Dordrecht, maar ook hij gaat de wijnhandel in. Hun jongere, nog minderjarige, broers en zusters Heynrick, Govert, Abraham, Lussia, Sara en Willem Gorisz, wonen dan allen in Nijmegen. Het blijken allemaal kinderen te zijn van Gerrit Gorisz en Metgen van Aerts, die beiden in Nijmegen overleden zijn. [4]
In de jaren er na lopen er diverse lijntjes van de broers Zeger en Tielman Gorisz naar Frankrijk, zowel naar Nantes als naar het zuidelijker gelegen Bordeaux. In oktober 1628 blijkt Tielman Gorisz zich als koopman in Nantes gevestigd te hebben. [5]
In die tijd wordt er in de Nederlanden nog veel wijn gedronken. Het is dus niet verwonderlijk dat de wijnhandelaren uit ons land banden aanknopen met de Franse wijnstreken. De kooplui leren de taal en gebruiken kennen. Ze verschepen regelmatig grote hoeveelheden wijn en brandewijn richting Holland. Daarbij komen ze onderweg soms moeilijkheden tegen, zoals de Duinkerker kapers, die schepen veroveren of de grond in boren.[6]
Zeger en Tielman kennen de Franse streken goed, wat wel blijkt uit het feit dat ze in 1632 gevraagd worden om een verklaring af te leggen over de prijsschommelingen van zout – ook een product dat vanuit Frankrijk naar Nederland gebracht wordt.[7]
Achtjarig contract en schuldbekentenis
In maart 1634 tekent Gorcumer Claes Cornelisz Ludijnsz een 8-jarig contract met Zeger Gorisz. Hij stemt ermee in om zich met vrouw en kinderen te vestigen in het nieuw bedijkte land op het eiland Pernon in de rivier de Bordeaux. Zeger Gorisz heeft daar tenminste 100 morgen land, waarvan Ludijnsz 70 morgen als zaailand en 30 morgen als weiland gaat gebruiken voor zijn boerenbedrijf. Hij belooft daar naartoe te trekken met de eerste goede wint en schepen die waijen ende varen sullen.
Natuurlijk neemt hij al zijn bezittingen, paarden en koeien mee. Er staat een boerenwoning waar hij met zijn familie bequamelijck conne woonen ende sijn vee stallen. Hij belooft het land te cultiveren en bezaaien en alles te doen wat een goed bouwman (of landbouwer) behoort te doen. In ruil daarvoor ontvangt Gorisz de gewassen, gedorste en gereinigde granen.
Blijkbaar heeft Claes Ludijnsz extra geld nodig om zich in Frankrijk te settlen, want in diezelfde maand leent hij 675 gulden bij Zeger Gorisz. [8]
Claes vertrekt zodra de wind goed zit en zeer waarschijnlijk gaat met datzelfde schip ook Willem Hermansz Hackert uit Asperen richting Frankrijk.[9] Hij sluit namelijk zo’n zelfde 8-jarig contract met Pieter Fransz Bave. Zowel Gorisz als Bave (wiens achternaam in oude aktes lastig te lezen is en daarom ook wel als Baud en Baul geïnterpreteerd wordt [10]) is betrokken bij de ontginning van de Médoc, waarover aan het einde van dit blog meer.
Vorderingen
Over de tijd die Claes Ludijnsz in Frankrijk doorbrengt is weinig terug te vinden. Zijn naam wordt door notarissen ook wel als Luijdingsz of als Luijtings geschreven, maar Claes Cornelisz ondertekent de aktes met Ludijnsz, zodat die naam in dit blog gebruikt is. Tussen 1643 en 1646 is hij overleden, zo blijkt uit enkele aktes:
In 1643 machtigt Aeltgen Pietersz, weduwe van Zeger Gorisz, koopman Laurens Labatut in Nantes, om in Frankrijk haar zaken waar te nemen. Daartoe behoort ondermeer het innen van de huurschulden die Claes Ludijnsz bij wijlen Zeger Gorisz heeft. Het invorderen verloopt niet heel voorspoedig want in 1646 volgt een nieuwe machtiging voor koopman Labatut. Dan wordt hem in het bijzonder opgedragen het volharden in de vordering tegen de erfgenamen van Claes Cornelisz Ludijnsz (die dan inmiddels dus ook overleden is).[11]
De zaken zijn dus blijkbaar niet erg voorspoedig verlopen voor de familie Ludijnsz. Of de kinderen in Frankrijk zijn gebleven of later terug gekomen zijn, heb ik niet kunnen achterhalen.
Hollandse polder
Hoe anders is dat bij de familie Gorisz gegaan.
Zeger Gorisz overlijdt al in 1637 en wordt op 15 juni van dat jaar begraven te Rotterdam. Bij zijn overlijden woont hij in de Wijnstraat.[12]
Tielman Gorisz jr. (zoon van Zeger) verkrijgt in 1658 de landerijen die Zeger in de Médoc had. Het zaailand, hooiland en weiland dat in de zgn. ‘Poldre d’Hollande’ ligt,[13] met huis, hof, schuur en alles wat daarbij hoort, worden op dat moment gebruikt door Tielman Gorisz sr (broer van Zeger).[14]
De “Poldre d’Hollande” oftewel de Hollandse polder is de benaming van een drooggelegd moerasgebied boven Bordeaux, bij Lesparre. De Nederlandse polderexpert Jan Adriaansz. Leeghwater [15] zorgt begin 17e eeuw voor het ontwerp om dit gebied in te polderen.[16]
De ontginning van het gebied, dat tot het grondgebied van de Hertog van Epernon behoort, vindt in meerdere delen plaats. De hertog verleent de concessies voor de ontginningen en eventuele bijbehorende voordelen.
Na Jan Alessen (of wel Jean Alsein) krijgt vanaf 1633 een groep investeerders de kans om verder te gaan met de inpoldering. Het zijn Tielman Gorisz, zijn compagnon Bave en nog enkele Nederlandse kooplieden.[17] Tot deze groep behoorden onder anderen Govert van den Heuvel (een Amsterdamse koopman) en Nicolaas van Santen (een koopman/burgemeester uit Delft). Hiermee wordt eigenlijk het kapitalisme in de landbouw geïntroduceerd. Tegenwoordig zouden we dit een holding noemen. In een Frans artikel uit 1957 wordt bij deze groep investeerders ook een Pieter Geelkerken genoemd. Het kan zijn dat hiermee Pieter Aarts Geelkerken bedoeld wordt, die rond 1622 enige tijd in Gorinchem woonde. [18]
Al in 16 oktober 1636 wordt er gehandeld met het land dat door de drooglegging ontstaat. Zo heeft Jan Firens een hypotheek op 300 gemeten lants in den hollantsche polder wesende deselve polder een stuck lants gelegen int eijlant van Espernon die naer omtrent drij jaeren jerwaerts bedijckt, droogh ende gereet gemaeckt geweest is. Deze 300 gemetenligt in twee gelijcke ende onverdeelde partijen. [19]
Maar de groep rondt dit project niet af. Ze verlaten de gronden rond 1639. Een andere groep Nederlanders legt de “Poldre d’Hollande” drie jaar later dan toch droog. Het gebied blijkt zeer vruchtbaar te zijn en daarom prima geschikt voor graanproductie. Totdat het Edict van Nantes herroepen wordt en roet in het eten van de protestantse ondernemers gooit. Zij moeten Frankrijk verlaten en het land dat ze verworven hebben, wordt hen ontnomen. [20]
Frauduleus
Tielman Gorisz blijkt in Frankrijk niet bepaald onkreukbaar te zijn geweest. Op een Franse lijst met namen van frauduleuze Nederlanders is ook zijn naam terug te vinden als Tisman Gorisz..
Op 3 maart 1633 tekenen Gorisz en zijn compagnon Pieter Fransz Bave een contract met de hertog van Epernon om het moerasgebied in de Médoc droog te leggen. Epernon betaalt hen 1000 livres per jaar gedurende de periode van inpoldering. In deze onderneming nemen allerlei Hollandse kooplieden deel, veel afkomstig uit Rotterdam en de Zaanstreek. Gorisz en Bave verlaten Nantes, waar ze tot dan toe wonen, om zich in de Médoc te vestigen, zonder echter hun schulden van ongeveer 17.500 livres bij lokale handelaren in Nantes, te voldoen. De schuld van Gorisz komt overeen met 625 ton wijn, wat gelijk staat aan 0,56% van de totale waarde van de wijn- en brandy export uit de stad in 1631. [21]
Nieuw bedijkt land
In de zomer van 1633 zoeken Gorisz en Bave enkele investeerders aan wie ze percelen land in de Bordeaux wijnregio beloven. Daarbij is o.a. wijnhandelaar Hendrick Points uit Rotterdam die het eigendom van 50 morgen land, gelegen op een goede plaats in de Médoc of op het eiland d’Espernon langs de Bordeaux rivier, in het vooruitzicht gesteld wordt. In 1636 wordt er daadwerkelijk een kaveling vastgelegd bij notaris Arent van de Graeff waarbij diverse investeerders grond toegewezen krijgen. De verkaveling van dit nieuw ingepolderde land, gelegen inden nieuwe bedijckte lande van ille d’Espernon inde lande van Médoc onder de heerlijckheijt Lesparre, vindt bij blinde loting als volgt plaats:
1e kavel: Gerrard van Santen, groot 300 gemeten grond;
2e en 3e kavel Hendrick Poijntz, Cornelis van Ophoven en Samuël Bon, ieder 200 gemeten, voor de twee kavels totaal 600 gemeten;
4e kavel Nicolaes van Santen[22] en Pieter Antoniez van den Heuvel[23] elk voor 150 gemeten, 300 bij elkaar;
5e kavel Cornelis van Damme, voor 150 gemeten;
6e kavel Pieter de Briers en Hendrick de Looper elk voor 150 gemeten, totaal 300 gemeten;
7e kavel Pensionaris Boreel groot 150 gemeten;
8e kavel: Nicolaes van Damme mede groot 150 gemeten;
9e kavel Seger Gorisz en Jan Vermase, elk voor 150 gemeten totaal. 300 gemeten;
10e kavel Philips van Erp groot 150 gemeten. [24]
In de jaren er na worden mensen gezocht om het land te bewerken. Ook gaan andere vaklui naar Frankrijk, zoals bijv. riet- ofte stro decker Adriaen Dircxsz van der Beuckel uit Naaldwijk. Die tekent in 1636 een overeenkomst om gedurende 1 jaar in dienst van Pieter Fransz Bave te zullen decken. En dat op alle dagen, behalve op zondagen en heilige dagen, dan hoeft hij niet te werken. Bave belooft hem onderdak, cost en dranck te zullen geven en betaalt 25 stuivers per dag.[25]
De nieuwe gronden worden eerst gebruikt voor landbouw en veeteelt (waarvoor Zeger Gorisz Claes Cornelis Ludijns inhuurt) maar na verloop van tijd blijkt de Médoc regio uitstekend geschikt voor druiventeelt. De Hollanders zetten de wijnstokken allemaal van één soort en keurig netjes in rijtjes. Dit in tegenstelling tot de rommelige, oudere Franse wijngaarden, waar alles door elkaar stond. De markt in de Nederlanden vraagt om goedkope en vooral witte wijnen. Voor de witte druiven blijken de nieuwe polders prima geschikt.
De beste wijngaarden in de Médoc liggen dicht bij de rivier. De wijnstokken staan op terrassen van kiezel, grind, kalksteen, klei, mergel en zand, wat voor een goede afwatering zorgt.
Zo blijken de Nederlanders hun steentje bijgedragen te hebben aan de ontwikkeling van dit gebied. De handelaren gaan er later over op rode wijnen en tegenwoordig komen hier ook de duurste wijnen ter wereld vandaan.
[1] Stadsarchief Rotterdam, toegangsnr. 18 (ONA =oud notarieel archief Rotterdam), notaris Jan van Aller Azn, inv.nr. 78, aktenummer 65, machtiging 23 juni 1621.
[2] Wijnverlaters hadden tot taak het peilen en aanbrengen van ingeslagen wijnen. In later jaren gingen ze zich steeds meer bezig houden met de handel in wijnen, zie ook: https://rjb.x-cago.com/GARJB/1942/12/19421231/GARJB-19421231-0143/story.pdf
[3] Henriétte de Bruyn Kop, A Spirited Exchange, the Wine and Brandy Trade between France and the Dutch Republic in its Atlantic Framework, 1600-1650, uitg. Koninklijke Brill NV te Leiden, 2007, pag. 113.
[4] Stadsarchief Rotterdam, toegangsnr. 18 (ONA Rotterdam), notaris Jan van Aller Azn, inv.nr. 88, akte nr 248, machtiging 14 mei 1622. En inv.nr. 85, akte nr 249, kwitantie d.d. 31 augustus 1632.
[5] Stadsarchief Rotterdam, toegangsnr. 18 (ONA Rotterdam), notaris Jan van Aller Azn, inv.nr. 136, akte nr 418, machtiging 24 oktober 1628.
[6] Regelmatig komen hierover berichtjes in de kranten, zoals 16 maart 1630, Courante uyt Italiën ende Duytschlandt &c, 1630, No. 11 (via delpher.nl) en 1 maart 1631.
[7] Stadsarchief Rotterdam, toegangsnr. 18 (ONA Rotterdam), notaris Jan van Aller Azn, inv.nr. 93, akte nr 138, attestatie of verklaring 28 augustus 1632, waar gesproken wordt over de Baye van Bournuff in het hertogdom van Reen in Croisil en bij de rivier van Nantes.
[8] Stadsarchief Rotterdam, toegangsnr. 18 (ONA Rotterdam), notaris Adriaan Kieboom, inv.nr. 150, akte nr 78, schuldbekentenis 19 maart 1634 (scan 100). https://hdl.handle.net/21.12133/1ED3E2C804C44932B8A1980E3BAA919E
[9] Stadsarchief Rotterdam, toegangsnr. 18 (ONA Rotterdam), notaris Adriaan Kieboom, inv.nr. 150, akte nr 56, overeenkomst 1 maart 1634 (scan 74). https://hdl.handle.net/21.12133/71C92447578541288D42DD60CC2F741C
[10] West-Brabants Archief Bergen op Zoom, Notariële archieven Bergen op Zoom, deel: 0026, 1631, notaris Jan van Wesel, minuutakten 27 juli 1631.
[11] Stadsarchief Rotterdam, toegangsnr. 18 (ONA Rotterdam), notaris Balthasar Bazius, inv.nr. 438, akte nr 22, machtiging 8 januari 1646.
[12] Archief van de Weeskamer te Rotterdam, Rotterdam, archief 16, inventarisnummer 269, 15 juni 1637, Registers overledenen Weeskamer, folio 359, https://stadsarchief.rotterdam.nl/zoek-en-ontdek/archieven/zoekresultaat-archieven/?mizig=236&miadt=184&miaet=54&micode=16.269&minr=22375992&miview=ldt
[13] Zie voor een verhaal over de ontginningen ook de website Historiek.net – over Polders voor de Médoc. Landwinning met laaglands kapitaal .
[14] Stadsarchief Rotterdam, toegangsnr. 18 (ONA Rotterdam), notaris Vitus Mustelkus Woutersz, inv.nr. 512, akte nr 191, verkoop 5 januari 1658.
[15] Leegh-water vestigde zijn naam door het droogleggen van de Hollandse polders Schermer, Purmer, Wormer, Bijlmer en de Waard. Zijn roem verspreidde zich ook buiten de Nederlanden zodat hij ook in het buitenland gevraagd werd voor het droogleggen van moerassen. In 1628 werd hij naar Bordeauxgevraagd, om een groot moeras, 9000 gemeten gronds beslaande, en aan de Hertog van Epernon toebehorende, droog te malen. Dit moeras lag enige uren reizen van Bordeauxvandaan. Nadat Leeghwater zich van dit werk op prima manier gekweten had (en tot bijzonder genoegen van den Hertog) werd hij vaker gevraagd voor projecten in het buitenland, zoals oa bij Metz in Lotharingen. Bron: Vaderlandsche letteroefeningen, jrg. 1837.
[16] Bron: https://www.batavialand.nl/uploads/documents/landen-document-polders-in-frankrijk-website.pdf
[17] Stadsarchief Amsterdam, Notariële archieven, archiefnummer 5075, inventarisnummer 942, aktenummer 108498 https://archief.amsterdam/indexen/deeds/9d6d21e3-1145-666d-e053-b784100a1840
[18] Revue historique de Bordeaux et du département de la Gironde, tome 6, nr 1, 1957: pag 25-68: Paul Massé, Le dessèchement des marais du Bas-Médoc [article]
Pieter Aarts Geelkerken trouwde in 1622 in Gorinchem met Anneke Pieters, volgens de website stamboomonderzoek.com.
[19] Stadsarchief Amsterdam, oud notariëel archief, notaris Benedict Baddel, 16 oktober 1636, dl 949B, aktenummer 606579.
[20] Mariëlla Beukers, Polders voor de Médoc. Landwinning met laaglands kapitaal. 2021. Historiek, online geschiedenismagazine.
[21] Henriétte de Bruyn Kop, A Spirited Exchange, the Wine and Brandy Trade between France and the Dutch Republic in its Atlantic Framework, 1600-1650, uitg. Koninklijke Brill NV te Leiden, 2007, pag. 40.
[22] Woonde te Delft (volgens acte d.d. 16 juli 1631 notaris Adriaan Kieboom te Rotterdam) en was raad in het college van de admiraliteit te Rotterdam (volgens acte d.d. 1 maart 1634 notaris Adriaan Kieboom folio 113 e.v. scan 75).
[23] Wordt vertegenwoordigd door zijn zoon Govert van den Heuvel die koopman te Amsterdam was (volgens acte d.d. 16 juli 1631 notaris Adriaan Kieboom te Rotterdam).
[24] Stadsarchief Rotterdam, toegangsnr. 18 (ONA Rotterdam), notaris Arent van der Graeff, inv.nr. 324, akte nr 114, overeenkomst 25 april 1636 https://stadsarchief.rotterdam.nl/zoek-en-ontdek/archieven/zoekresultaat-archieven/?mizig=365&miadt=184&miaet=54&micode=18_324&minr=2091509&miview=ldt
[25] Stadsarchief Rotterdam, toegangsnr. 18 (ONA Rotterdam), notaris Adriaan Kieboom, inv.nr. 150, akte nr 593, overeenkomst 4 januari 1636.