Nu de Paasdagen voor de deur staan is het interessant om eens te kijken welke gebruiken er vroeger waren rond Pasen.
We kennen nog de uitdrukking op z’n paasbest – ieder kreeg in het voorjaar nieuwe kleren waarmee men ter kerke ging. Ook at men het beste vlees van een heuse paaskoe. Tegenwoordig is de paasbrunch en een tak met paasdecoraties flink ingeburgerd. De traditionele paasvuren, die in het oosten van het land nog voor komen, dateren al van ver geleden. Dat geldt ook voor paaseitjes en de paashaas die iedereen nog kent. Maar waren er nog meer gebruiken die voor ons wellicht onbekend zijn?
Palmpasen
In vroeger tijden vierde men heel uitgebreid Palmpasen waarbij ook allerlei gebruiken hoorden – veelal streekgebonden. In de loop der tijd is de nadruk meer op de Paasdagen komen te liggen.
Palmpasen, ook wel Palmzondag of Passiezondag genoemd, valt op de zondag voor Pasen, en is de eerste dag van de zgn. Goede week. Met Palmpasen herdenken christenen de intocht van Jezus in Jeruzalem. Zittend op een jonge ezel reed Hij de stad binnen, terwijl de mensen hem enthousiast begroetten en de weg bedekten met de takken van palmbomen. Het verhaal van de intocht is in alle vier de evangeliën in de Bijbel te lezen. [1]
Heel lang werd Palmpasen gevierd met een palmpaasstok. Deze stok versierde men met broodjes en lekkers. Werd de jeugd ’s morgens wakker, dan stond deze palmpaasch voor hun bed, in het middelste gat van een stoof gestoken. Anderen vertellen dat kinderen met geschilderde of versierde stokken naar de kerk togen waar er dan lekkernijen aan bevestigd werden.[2] Bovenaan deze stok kwam een broodhaantje – dat een krent had als oog. Was zo’n haantje er niet dan werd er ook wel een molentje van papier op gezet. Aan de stok hingen vaak slierten rozijnen als kleine slingers, maar ook andere gedroogde vruchten, snoepjes of koekjes werden gebruikt.
Sommige plaatsen hielden een palmpasen-optocht of -processie, waarbij de jeugd dan met hun palmpaas én gestoken in nieuwe kleding, op zijn paasbest, de lente tegemoet trad.[3]
Een gebruik dat eind 19e eeuw verdween was het bakken van paaskoeken en honiggebak in de vorm van een sikkel – ook wel halvemaantjes genoemd.
De paas-os en palmpaas
Paaseieren bestaan al heel lang. Ze refereren aan de nieuw ontwakende natuur die zich in al haar kleurenpracht vertoont. De tradities van het beschilderen van hardgekookte eieren, eieren zoeken e.d. kennen we nog steeds. Het eiertikken is in vergetelheid geraakt, maar was vroeger een veel gespeeld spel. Hierbij heeft ieder een ei en tikt de een met de punt van het ei op het ei van de ander – die probeert het zo vast te houden dat het niet breekt. Want kwam er een barst of een deuk in jouw ei, dan had je het spel verloren. De winnaar kreeg dan het gebroken ei.
Op het platteland kende men ook de traditie van het koken van rijstebrij. Dat werd gegeten met gesmolten boter, suiker en kaneel nadat ieder zich tegoed gedaan had aan de paaseieren. Daarbij werd het (witte) paasbrood gegeten. Paasbrood deelde men op paaszaterdag of -zondag ook uit aan armere dorps- of stadgenoten of in het diaconesse- of weeshuis.
In veel boerengezinnen werd een koe of os vetgemest tot aan Pasen. Dan was het tijd om het dier te slachten: de welbekende paas-os. Vaak gebruikte men hiervoor vaak een gecastreerde stier (=os). Een stier leverde minder op dan een koe, die gewaardeerd werd om de melk die ze leverde. Daarom werden stieren, als ze niet nodig waren voor de voortplanting, gecastreerd. Daardoor veranderde de consistentie van het vlees. Een os heeft minder zware en ontwikkelde spieren dan een stier, maar de draad van het vlees is fijner en het vlees is zachter.
Vaak deed de slager eerst met die os nog een rondje door het dorp waarbij de fotograaf een kiekje maakte van slager met os.
Naast de paas-os of –koe waren er van boter gemaakte paaslammetjes. Die gaf de melkboer aan zijn klanten cadeau. De oogjes maakten ze met krenten, oren en staart met palmblaadjes. Een bakker schonk zijn klanten vaak een paasbroodje. Hoe meer brood je dat jaar bij hem gekocht had, hoe groter het paasbrood dat je cadeau kreeg.[4]
Paasmarkt
Wat nog lang in stand bleef was de paasmarkt. De bloemenmarkt werd in Rotterdam Paas-drie genoemd omdat deze op de dinsdag na Pasen gehouden werd.
Gorinchem kent sinds 1882 een Paasmarkt op paasmaandag. In het begin leverde het besluit om op 2e Paasdag (en 2e Pinksterdag) een marktdag te houden, weerstand op. In diverse kerken hield men daarom diensten en veel winkeliers besloten hun winkel te gesloten te houden op die marktdag.
Toch groeide deze markt flink en trok mensen van heinde en verre, een publiekstrekker. Na een lange winter kon men er eindelijk weer even uit. In 1894 meldt de krant dat er door het prachtige weer een grote menigte naar de stad gekomen was: 1500 personen per spoor en zo’n 900 met de salonboot van Fop Smit. En dan waren de 300 kinderen nog niet meegeteld. Tegen de avond had de politie de handen vol aan de ‘lummels en kwa-jongens’, die ‘uit waren’ en de rust verstoorden. Maar koffiehuizen, koek- en andere bakkers hadden een prima dag.[5]
In 1927 blijken de bezoekers ook massaal per autobus te komen. De visboeren en verkopers van ijswafels deden goede zaken. Ook winkeliers zien dat het vele publiek hen wat kan opleveren en diverse winkels openen de deuren tijdens de markt. [6]
Rond Pasen werd in Gorinchem ook een ‘Palmpaardenmarkt’ gehouden. Voor 1878 was deze op dinsdag na Palmzondag, later werd dat zaterdag voor Palmzondag. Weer later wijzigde dat weer naar de dinsdag na Palmzondag. Maar het aantal paarden dat ter markt gebracht werd nam af en de markt is ter ziele gegaan. [7]
Zonderlinge gebruiken
In veel plaatsen werden in de lijdensweek geen klokken geluid. Het verhaal was dat de klokken naar Rome gingen om door de paus te worden gewijd. Dan brak Paaszondag aan en veel predikers begonnen hun preek met de woorden: “Goeie nacht stokvis, goeie morgen os,” om daarmee het einde van de vastentijd te markeren.
Tot de zonderlinge paasgebruiken in de Middeleeuwen hoorde o.a. het Paas-lachen. De geestelijke, die een preek hield, deed zijn best de kerkgangers te vermaken met enkele goede teksten / grappen, zo kon het gebeuren dat hij vertelde dat Jezus met zijn kruis aanklopte tegen de hellepoort. Enkele duivels staken hun lange neuzen als grendels door de deur, zodat die gesloten bleef, maar het kruis overwint alles. De deur vloog open waardoor de neuzen van de twee duivels kapot gestoten werden…
In die tijd kende men de bijzondere cartouches en versieringen in de kerken natuurlijk,
De bijzondere humor in de preken betekent niet dat men toen minder oprecht gelovig was. Maar de kerk trad op als de moeder die een kind moest opvoeden, en waar kon dat kind beter vermaakt worden dan in en door de kerk. [8]
De Hervorming gaf een omslag
In landen waar de Hervorming plaatsvond is de oud-christelijke paasgroet verdwenen. Voor die tijd begroette men elkaar op Paaszondag met “De Heer/Christus is opgestaan!” beantwoordt door “De Heer is waarlijk verrezen!”
In de Middeleeuwen zegende de priester tijdens de Heilige Mis het paas-lam (in sommige kerken op Paaszaterdag, in andere op Paaszondag). Daarna kregen ook de paaseieren, het paasbrood, de nieuwe vruchten en de overige gerechten de zegening.
Volgens een oude uitleg stelt het ei de nieuwe schepping van het menselijk geslacht door Christus, de Verrezene, voor. Want zoals alles uit het ei tot leven komt, zo is er ook geen geslacht onder de mensen dat niet door de verrijzenis van Christus tot een nieuw en beter leven zal opstaan.[9]
Andere gebruiken
De Paasmaandag wordt vaak gebruikt voor allerlei uitjes – een bezoek aan de Keukenhof of de molens van Kinderdijk. In vroeger tijd startte rond Pasen het zgn. teenschillen. De takken die weggelegd waren om geschild te worden, gebruikte men daarna ongeschild bijv. als bonenstaken. Wie ‘schilt’ er tegenwoordig nog stokken of teen? Het zullen nog maar weinig mensen zijn – nu kopen we een bamboestok bij het tuincentrum.
In 1875 was het door de langdurige koude met Pasen nog niet mogelijk om teen te gaan schillen.[10] Over de koude gesproken, een bekende uitdrukking was vroeger: Groene Kerstmis, Witte Pasen. Of Geeft Kerstdag warme zonneschijn, dan zal er te Pasen nog houtvuur zijn. Ook hoorde je: Vliegen op Kerstdag de muggen rond, dan dekt op Pasen het ijs de grond. Met de huidige veranderingen in ons klimaat zullen deze weerspreuken niet vaak meer op gaan.
Ter afsluiting een heel oud en destijds erg populair paaslied:
1. Christus is opghestanden
al van der martelaars banden,
dus willen wy allegader vrolijck zijn,
Christus sal onsen trooster zijn.
Kyrie eleyson
2. Al zijn wy Godts ghevanghen,
nae Christus is ons verlanghen,
dat cruys dat moeten wy draghen
sullen wy Christo behaghen.
Kyrie eleyson
3. Christus heeft gheleden,
hy heeft voor ons ghestreden,
die vyandt is verwonnen,
den doot heeft hy verslonden.
Kyrie eleyson
4. Christus is neder gesteghen,
hy heeft victorie vercreghen,
hy is ons allen een medecijn,
Christus is onse verlosser fijn.
Kyrie eleyson
5. Christus is nu verresen,
aldus willen wy vroolyck wesen,
die doot heeft verlooren haer naem;
Christus is onse verlosser saem.
Kyrie eleyson [11]
[1] Link naar die verhalen, via de website https://www.eo.nl/artikel/wat-vieren-christenen-met-palmpasen
[2] De Tijd, godsdienstig-staatkundig dagblad, 1 april 1891.
[3] “Oude en nieuwe liederen van de Palmpaasch”, Goudsche courant, 28 maart 1931 (kranten streekarchief Midden-Holland).
[4] Bredasche courant, 8 april 1950 (via delpher.nl).
[5] Nieuwe Gorinchemsche courant 29 maart 1894.
[6] Nieuwe Gorinchemsche courant 23 april 1927.
[7] Nieuwe Gorinchemsche courant 24 maart 1880, Lingestreek 9 maart 1982.
[8] Het Vaderland, 20 april 1897 (via delpher.nl).
[9] Joës á Leydis (pseud. voor J.J.F. van Zeijl) “Paaschgebruiken”, in De Tijd, godsdienstig-staatkundig dagblad, 2 april 1899.
[10] Nieuwe Gorinchemsche courant 21 april 1875. https://studiezaal.regionaalarchiefgorinchem.nl/detail.php?nav_id=2-1&index=6&imgid=11714836&id=11714840
[11] 552. Christus is opghestanden. Het oude Nederlandsche lied. Deel 3, Florimond van Duyse – DBNL