In 1981 schreef Dick van den Dool over de inrichting van een bedstee.[1]
Zijn tekst volgt hieronder:
Bij het doorlezen van oude inventarislijsten las ik bij boer Kuijndert Jansz Sleeuwenhoek, anno 1745, in Overslingeland:
3 bedde met peluw, 2 kussens zonder dekens of laakens;
4 aparte dekens, 8 slaaplakens, 10 kussloopen;
2 ruwe zakke leeg;
Dat wekte mijn belangstelling om eens nader na te gaan hoe de plaats waar men vroeger sliep, de bedstee, ingericht was.
In de koets
In oude boerderijen en in molens zijn nog wel bedsteden te vinden. Het gebruik als ‘nestelruimte in de nacht’ is nu in onbruik geraakt. Menige bedstede wordt nu alleen nog gebruikt als opslagruimte, hangkast of iets dergelijks.
Vroeger sliep men in onze contreien gewoonlijk meer in bedsteden dan op ledikanten. Gerieflijk waren die bedsteden niet, maar wel warm. Men sprak van ‘de koets in gaan’. De tocht die de huizen vulde – door het veelal ontbreken van dorpels bij deuren – was noodzakelijk voor de trek van het open vuur in de haard.
De met deurtjes af te sluiten bedsteden gaven enige bescherming tegen die tocht en de kou.
In iedere bedstee zaten oudtijds twee hartvormige openingen, in elk deurtje één. Overdag waren de deurtjes gesloten. ’s Nachts sloot men het deurtje aan de hoofdzijde altijd en het andere deurtje, afhankelijk van de koude en de tocht, geheel of ten dele. In later tijden waren bedsteden soms afgesloten door middel van gordijntjes.
Voor de bedstee stond vaak een bankje dat gebruikt werd als opstapje. Dit bedsteebankje was soms sierlijk bewerkt. (zie foto hieronder). Er werd voornamelijk nachtkleding en babygoed in bewaard.
![](https://geschiedenisalblasserwaard.wordpress.com/wp-content/uploads/2023/08/6-achterland-3-interieur-bedstede-in-de-opkamer-en-beddeplank.jpg?w=694)
Foto (ook boven dit blog): Rijksdienst voor het cultureel erfgoed, 2007.
![](https://geschiedenisalblasserwaard.wordpress.com/wp-content/uploads/2023/08/6-tekening-onderlagen-bedstee-met-paard.png?w=320)
Bergruimte onder bedstee
De ruimte onder de bedstede werd bij armere mensen (Jan Boezeroen of Jan met de pet) in de herfst en begin van de winter gevuld met de wintervoorraad, zoals aardappels e.d. Door middel van een ‘klein blindie’ [deurtje] kon je deze ruimte bereiken (zie foto hieronder).
De planken in de bedstee (de ‘onderlagen’=a op tekening hiernaast) lagen op een balk die luizeknapper’ (b) werd genoemd.
Deze luizenknapper werd schuin geschoord met een ‘peerd’ (c).
Boven het kussen bevond zich de bedsteeplank. Hierop stonden meestal een tinnen onderstel, een kruik, po, kwispeldoor [ook wel kwispedoor genoemd = spuwbakje], glas met drijvertje (dat was het ‘lichie’) en een grotere tinnen kom met water, voor het geval van grote dorst.
![](https://geschiedenisalblasserwaard.wordpress.com/wp-content/uploads/2023/08/6-bedstee-bovenkerkseweg-30.jpg?w=723)
Foto: Wim van Wijngaarden – Geschiedkundige Vereniging Giessenburg en Schelluinen, 2022.
Kribbe
Boven het hoofdeinde hing bij oudere mensen en mensen met ‘rementiek‘ [reumatiek] een koord met een dwarslatje of kwastje er aan, waaraan men zich kon optrekken.
Aan het voeteneinde was in de ouderlijke bedstee een kribbe bevestigd. Daarin sliep het jongste kroost. Meestal was er maar één kribje, soms twee. Een dergelijke kribbe had soms een zodanige constructie dat het naar buiten kon worden gedraaid.
Als het jonge grut uit de kribbe was gegroeid kreeg het een plaatsje in een andere bedstee. Met een aantal broertjes of zusjes lagen ze overdwars in die stee. Werden de ‘keinder’ [kinderen] te groot om overdwars te liggen, dan verhuisden ze naar een bedstede op zolder. Die bedsteden waren meestal niet voorzien van een ruimte er onder (geen onderlaag). Om deze bedden op te schudden moest je op de knieën.
Op de onderlagen lag:
– eerst een ‘strooilaag’ [stro] van circa 10 cm dik. Bij de jaarlijkse voorjaarsschoonmaak werd dat stro opgebonden, gelucht en tot slot bijgevuld. Minder rijke mensen gebruikten in plaats van stro ook wel ‘hennippriemen’ [stoppels].
– op de strolaag lag een stevige zak met veren, ‘tijk’ genaamd. Deze tijk was voorzien van een ‘beddezak’ [soort groot sloop]. Die zak werd bij de schoonmaak verwisseld.
Een goede tijk zat vol met ganzenveren. Minder van kwaliteit waren kippen- of eendenveren. Een tijk kon wel 100 jaar meegaan. Als de tijk versleten was, werd deze verbrand.
![](https://geschiedenisalblasserwaard.wordpress.com/wp-content/uploads/2023/08/grote-lisdodde-web.png?w=300)
Zij die geen geld hadden voor een verenbed verzamelden de ‘kodden’ of ‘riet-sigaarkoppen’ genoemd, van de lisdodde [hier in de streek werden ze ook wel ‘sigaren’ genoemd, zie foto].
Deze zachte koppen werden gedroogd en deden dienst als vulling.
In latere tijd werd kapok als vulling gebruikt.
Vermeldenswaard is nog dat overleden personen in de bedstee op het stro gelegd werden met een hoofdkussen. Na de begrafenis werd dat beddestro dan verbrand.
– op de tijk lag een sprei van molton (dik katoen).
– aan het hoofdeinde lag een peluw, een kussen dat de gehele breedte van de bedstede innam, op dit peluw lagen de hoofdkussens.
– de lakens van grauw graslinnen en de wollen dekens ‘bedde–dekens’ gaven rust en warmte.
– een bovendeken dekte het bed af. Deze bovendeken was een gestikte van oude dekens gemaakte dikke deken, die aan de onderkant voorzien was van een gladde stof. Aan de bovenzijde werd de deken afgewerkt met ‘blommetjes’ [stof met bloemmotief].
Tot slot
Ledikanten waren hier in de streek veelal niet te vinden op de begane grond van woningen. Soms wel op zolder. Gegoede burgers en boeren hadden hierop een gehaakte sprei liggen.
Hemelbedden waren er in de Alblasserwaard maar zeer weinig. Wijlen J. v.d. Giessen vertelde mij eens dat hij slechts éénmaal, bij ‘Antje meu’ (een zuster van zijn grootmoeder, die in de Lage Giessen woonde) een 17e of 18e eeuws mahoniehouten hemelbed gezien had, dat een 7 tot 8m lang kleed had.
[1] Dick van den Dool, Mededelingenblad Geschiedkundige Vereniging Giessenburg en Schelluinen, 2e jrg, nr. 1, maart 1981.
![](https://geschiedenisalblasserwaard.wordpress.com/wp-content/uploads/2023/08/6-bedstee-op-zolder-bovenkerkseweg-30.jpg?w=717)
Foto: Wim van Wijngaarden – Geschiedkundige Vereniging Giessenburg en Schelluinen, 2022.
![](https://geschiedenisalblasserwaard.wordpress.com/wp-content/uploads/2023/08/achterland-3-1.jpg?w=1024)
Foto: Rijksdienst voor het cultureel erfgoed, 2007.