Verstoorde zondagsrust bij de Giessen-Nieuwkerkse tol

Op zondagavond 9 mei 1915 doet zich een incident voor bij de tolbrug in Giessen-Nieuwkerk – het tegenwoordige Giessenburg. Mevrouw K. is met haar zoontje naar de kerk geweest en op weg naar huis. Ze moet de tolbrug midden op het dorp over en wordt daar aangesproken door de tolgaardster. Er moet immers tol betaald worden – iedere voetganger is een cent verschuldigd.

Mevrouw K. betaalt, maar blijkbaar niet voldoende, want de tolgaardster sommeert haar en laat dat vergezeld gaan van een stomp tegen het bovenlijf. Blijkbaar reageert ze niet snel genoeg want de tolgaardster pakt haar nog eens ruw aan. Ze schreeuwt wat en stompt nog enkele keren. Zo zelfs dat mej. K. bijna haar hoed verliest! Zij steekt haar hand weer in haar zak en betaalt nog een keer – was ze misschien vergeten te betalen voor haar zoontje?
In ieder geval keert de tolgaardster vergenoegd naar haar post terug terwijl mevrouw K. met haar zoontje huiswaarts loopt.

Enkele passanten zijn getuige geweest van dit incident en schrijven een brief naar de Gorkumse krant. Dit kan toch zo niet, is de strekking. Wat denkt die tolgaardster wel? En waarom houdt de diender van het dorp hierop geen toezicht?
De Gorkumse kranten publiceren de ingezonden brieven. Het Advertentieblad kopt: Verstoorde zondagavondstemming. Daaronder volgt het relaas van het gebeurde, De schrijver eindigt met het doel van zijn ingezonden brief:
1. De tolgaardster aan het verstand te brengen, dat zij voortaan eens behoorlijk tegenover het publiek optreedt; en
2. Aan de burgerlijke overheid alhier duidelijk te maken, dat het politietoezicht te Giessen-Nieuwkerk zeer veel te wensen overlaat.

Enkele dagen later volgt in de Nieuwe Gorinchemsche Courant een bevestiging van het gepubliceerde in het Advertentieblad.  Ook hier laat een briefschrijver weten dat hij de vrouw van de tolgaarder even duidelijk wil maken, dat zij haar taak als tolgaardster een beetje al te vrij opvat, Wil ze niet met de strafrechter in aanraking komen, dan zal ze fatsoenlijker moeten optreden tegen het reizend publiek. Ze moet er de Koninklijke Besluiten nog maar eens op nalezen wat de rechten en plichten zijn waar ze als tolgaardster rekening mee moet houden. Ook deze briefschrijver meent dat politietoezicht bij de brug een dringende vereiste is zodat herhaling voorkomen wordt.

Of de tolgaardster lering trok uit brieven en de ophef die dat vast teweeg bracht, is niet bekend. Ook is niet zeker wie dit keer de tol inde. De tol was in die tijd verpacht aan de herbergier tevens tolgaarder Arie Muilwijk. Hij was getrouwd met Aaltje van de Koppel en zou nog tot 1920 in herberg het Brughuis wonen. Dan is de tol inmiddels afgeschaft doordat de gemeente het tolrecht afkocht bij de Heer van Giessenburg.

Hieronder volgt de tekst van de brieven die in de kranten stonden:

Giessen-Nieuwkerk 9 mei 1915

Verstoorde zondagavondstemming
’t Is zondagavond. Ik ben ter kerk geweest evenals mej. K. en haar zoontje, die even voor mij de brug zijn gepasseerd die de communicatie onderhoudt tussen Giessen-Nieuwkerk en Peursum. In de geopende deur van het brughuis staat een vrouwelijk wezen, zeker de tolgaardster, want plots schiet ze op mej. K. toe en vraagt haar het verschuldigde brug- of tolgeld. Deze betaalt direct, want ik zie dat ze haar hand naar die van de tolgaardster uitsteekt.
Dit is een gewoon gebeuren; men let daar nauwelijks op. Doch mijn aandacht wordt meer gaande gemaakt dan gewoonlijk, want de tolgaardster spreekt nog enige woorden, grijps mej. K. zeer onhandig (ruw) aan, geeft haar enige stompen – zodanig , dat deze bijna haar hoed verliest – schreeuwt nog enige woorden, gaat voort met stomperijen en dringt mej. K. tegen het brughuis aan. Mej. K. steekt dan haar hand ind en zak en betaalt nogmaals.
De tolgaardster blij, dat ook deze cent niet voor haar verloren gaat, keert naar haar post terug. Mej. K. met haar zoontje keren huiswaarts.

Ook ik, onder de indruk van het gebeurde, vervolg mijn weg naar huis. Wellicht als mej. K. bij haar thuiskomst aan haren man haar wedervaren vertelt, dat deze de tolgaardster wel door de strafrechter aan het verstand zal doen brengen dat zij voortaan behoorlijk tegenover het publiek moet optreden.
De diender van het dorp is tijdens het gebeurde nergens te zien. Is die misschien inde verloflocaliteit van het brughuis om toe te zien dat aldaar in strijd met de wet geen sterke drank wordt getapt?!!!

Doel van dit schrijven, mijnheer de Redacteur, is het volgende:
1o. De tolgaardster aan het verstand te brengen, dat zij voortaan eens behoorlijk tegenover het publiek optreedt;
En 2o. aan de burgerlijke overheid alhier duidelijk te maken,d at het politietoezicht te Giessen-Nieuwkerk zeer veel te wensen overlaat.

Zei ik in den aanhef te veel, als ik sprak van een verstoorde zondagavondstemming ?
Ik walg nog, als ik denk aan het zeer onhebbelijk optreden van de tolgaardster.
U mijnheer de Redacteur dankzeggend voor de plaatsruimte, verblijve ik met de meeste hoogachting van U de dienstwillige dienaar,           X

bron: Advertentieblad 14 mei 1915.

Geachte Redactie,

Beleefd verzoek ik U plaatsing in Uw veelgelezen blad voor het volgende:
Zo even las ik in een ingezonden schrijven van zekere X in het Advertentieblad van Gorinchem e.o. iets over het onbehoorlijk optreden van de tolgaardster aan de brug alhier. Over het daarin medegedeelde kan ik ook meespreken, omdat ik eveneens in de onmiddellijke nabijheid was van het gebeurde. Ook ik passeerde de brug. Als voetganger is men voor het passeeren der brug één cent verschuldigd. Juist voor mij uit gingen een juffrouw en haar zoontje. De vrouw van de tolgaarder, die in de open deur stond, vloog op genoemde juffrouw af en vroeg aan haar het verschuldigde bruggeld. Eerstgenoemde juffrouw betaalde direct het voor haar verschuldigde. Men zou gedacht hebben dat hiermede het geval was afgelopen, doch wie zulks had gedacht, rekende buiten den waard.

De vrouw van den tolgaarder was blijkbaar met de betaling niet tevreden, want een heftige woordenwisseling van de zijde van de echtgenote van de tolgaarder volgde. Ruw greep ze daarna de juffrouw aan, gaf haar werkelijk enige stompen, zodanig dat laatstgenoemde bijna haar hoed verloor, en smeet haar als het ware tegen de muur van het brughuis aan.

De juffrouw, blijkbaar hevig ontsteld, tastte in haar japon en betaalde nogmaals een cent. Wellicht had ze verzuimd een cent te betalen voor haar zoontje.

Langs deze weg wl ik aan de vrouw van den tolgaarder even duidelijk maken, dat zij haar taak als tolgaardster een beetje al te vrij opvat, indien ze voortaan geen kans wil lopen met de strafrechter in aanraking te komen, dan raad ik haar aan een beetje fatsoenlijker tegenover het reizend publiek op te treden. Het is voor haar goed de verschillende Kon. Besluiten eens na te gaan, met welke rechten en verplichtingen zij als tolgaardster heeft rekening te houden. Ik geloof dan wel, dat gevallen, als het zo even gememoreerde voortaan wel niet meer zullen plaats hebben.

Politietoezicht bij de brug alhier is m.i. een dringende vereiste, waardoor een herhaling van het gebeurde kon voorkomen worden.

Met de vraag, wie der twee vrouwen in het recht was, zal ik me niet bezig houden. Dat doet hier ook niets ter zake.

Met dankzegging voor de verleende plaatsruimte, verblijf ik na hoogachting, uw dienstw  dnr, C.

Bron: Nieuwe Gorinchemsche Courant 16 mei 1915.

Houten tolbrug te Giessen-Nieuwkerk (nu Giessenburg).
Kijkje in de Brugstraat met links de herberg ook wel Het Brughuis genoemd.

Plaats een reactie