Een monumentaal boerderijtje in Slingeland

De oudste boerderij van Neder-Slingeland staat ten oosten van het Pinkeveer. Een bijzonder pand,  dat waarschijnlijk zo rond 1780 is gebouwd. In 2015 vond hier een verkennend archeologisch onderzoek plaats omdat de gepotdekselde schuur aan de oostzijde van het pand plaats moest maken voor een nieuwe woning.

Oud
Op oude kaarten staat op deze locatie al een woning ingetekend. Ondermeer op een kaart uit de collectie van Bodel Nijenhuis in de universiteitsbibliotheek Leiden – helaas ongedateerd, maar wel staan alle namen van de verschillende weren in de polder Neder-Slingeland er op – staat al een huisje ingetekend aan de oostzijde van Pinkeveer.

Een goede kijk op de situatie ter plaatse geeft de eerste kadastrale kaart uit 1827, die hieronder opgenomen is. Hierop zien we het pand zoals wij dat nu nog kennen, pal langs de weg. Erachter staat een klein schuurtje. Langs de Giessen ligt een strook bos-hakhout. Op de plaats waar nu de Pinkeveerse brug is, is op het minuutplan een haventje te zien.


Archeologisch rapport
In verband met de eventuele bouw van een nieuwe woning op de plaats van de gepotdekselde schuur, werd in juli 2015 een archeologisch verkennend onderzoek gedaan.
Het terrein rond de woning werd beoordeeld door middel van 3 grondboringen. Hieruit kwam naar voren dat het kleipakket hier zeer veel plantenresten bevat. Iets verderop wordt het kleipakket onderbroken door een 15 cm dikke sterk kleiïge veenlaag.

Het betreft allemaal oeverafzettingen van de Giessen. Deze oeverafzettingen gaan over in een 30 tot 35 cm dik pakket zwak tot matig humeuze, matig tot sterk zandige klei. Deze is grijsbruin tot donkergrijs van kleur en bevat plaatselijk veel baksteen. Waarschijnlijk is deze grond later opgebracht op de top van de oeverafzettingen.

Volgens de onderzoekers is het bovenste deel van de oeverafzettingen archeologisch gezien het meest interessant. In de bovengrond bevinden zich fragmenten baksteen, maar deze duiden – volgens het rapport – niet op de aanwezigheid van een bijzondere vindplaats.  Er werd geen huisterp aangetroffen en evenmin is er sprake van rivierduinafzettingen. Potentieel interessante archeologische niveaus trof men niet aan. Een plaats waar wel wat gevonden zou kunnen worden is de voormalige insteek / het haventje van het vroegere veer. Hier zouden resten van een steiger, kade, meerpalen of bijvoorbeeld visfuiken aanwezig kunnen zijn. Volgens het rapport worden met de bouw van de woning geen archeologische waarden bedreigd. Wel moet de uitvoerder van het grondwerk eventuele archeologische vondsten  melden bij de gemeente. *1

Slingelandseweg 24. Foto’s: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, 1973.

Bouwkundig rapport Monumentenzorg
In de jaren ’70 van de vorige eeuw is een bouwkundige van Monumentenzorg ter plaatse geweest. Hij legde de toenmalige situatie van de monumentale boerderij vast.  Doordat het bedrijfsgedeelte, uitgezonderd de koestanden, volledig (tot in de nok) met hooi gevuld was, kon de kapconstructie niet worden waargenomen.

Bouwgeschiedenis
Uit het bouwkundig onderzoek door Monumentenzorg komt de volgende informatie:
De boerderij is opgezet als een halle-huisgroep van het grondtastype, zoals dat in de Alblasserwaard gebruikelijk was.
Het oudste metselwerk zit in de topgevel, die de opkamer afsluit; het zou nog uit het eind van de 17e eeuw kunnen dateren. De rest van het metselwerk vertoont over het algemeen eind 18e eeuwse kenmerken met hier en daar stukjes 19e eeuws werk. In de loop der jaren is in het interieur veel vernieuwd. Veel oplossingen zijn typisch traditioneel gekozen, zonder echte tijd- of stijlkenmerken.

In 1962 vond een verbouwing plaats, waarbij de stal werd verbreed. Er kwam een nieuw dak boven de koestanden dat met gesmoorde pannen werd gedekt (de rest van de boerderij is nog geheel met riet gedekt). De opgeklampte deur en de vijf mestluiken kwamen niet meer in de nieuwe stalgevel terug. Nu geven vijf eigentijdse stalraampjes licht in de stal. De dakhelling van het dak boven de koestanden werd ook gewijzigd.

Exterieur
1. Voorgevel (westzijde)
De voorgevel is opgetrokken uit een 18e eeuwse rode baksteen, die in kruisverband is gemetseld. In het linkerdeel van de voorgevel bevindt zich op 160 cm boven het maaiveld een zestienruits-schuifvenster, dat licht en lucht brengt in de opkamer.
Even rechts van het midden wordt de gevel doorbroken door een deur met bovenlicht, die destijds aan de binnenzijde is dichtgezet. Links van deze deur een zestienruits-schuifvenster met eenvoudige luiken; midden boven de deur en het en laatstgenoemd venster een klein negenruits-venstertje; in de gevel bevinden zich enkele staafankers.

2. Achtergevel (oostzijde)
Links de nieuwe afsluiting van het stalgedeelte; in 1962 werd hier in nieuw metselwerk een kruipad-deur aangebracht. Even links van het midden in de (oude) achtergevel een opgeklampte deur met bovenlicht, die toegang geeft tot de voergang. Rechts van deze deur twee vierruits-draaivenstertjes met aan de binnenzijde diefijzers. In de geveltop vlechtingen en staafankers.  De onderste helft an de  topgevel is uitgevoerd in eind 18e eeuwse steen, in kruisverband.  De bovenste helft in vroeg 19e eeuwse steen, ook in kruisverband. Op de topgevel staat en schoorsteen, die behoort bij de stookplaats van het zomerhuis.

3. Linkerzijgevel (noordzijde, langs de Slingelandseweg)
Links als voortzetting van de achtergevel metselwerk uit het eind van de 18e eeuw. Op de begane grond wordt dit doorbroken door een met luiken gesloten venster. Daarboven bevindt zich een luik. Rechts van dit gemetselde deel van de gevel een ongeveer veertien meter lang gedeelte, dat uit brede (geteerde) gepotdekselde houten delen is samengesteld. In het midden wordt deze houten wand doorbroken door opgeklampte staldeuren. Rechts hiervan een opgeklampte deur, met links daarvan een in tweeën gedeeld raampje en rechts een vast vierruits venstertje.

Rechts van het potdekselwerk staat een gemetselde topgevel, waarin zich het oudste metselwerk bevindt. Het muurwerk heeft een eind 17e eeuws karakter en is tot een hoogte van 250 cm in rode baksteen uitgevoerd (kruisverband). Daarboven is gebruik gemaakt van gele baksteen. In de geveltop vlechtingen en staafankers. De opkamer ontvangt haar licht door middel van twee negenruits-schuifvensters. Daarboven twee kleine vierruits-venstertjes. Het metselwerk is op de hoek van de linkerzijgevel en voorgevel ingekast.

4. Rechter zijgevel
Links de eind 18e eeuwse topgevel die het voorhuis afsluit. Er is hier met rode baksteen in kruisverband gemetseld. Links bevindt zich in deze gevel een klein vierruits-draaivenstertje. Rechts daarvan een schuifraam (T-model uit het begin van de 20e eeuw). In het metselwerk is terug te vinden, dat zich oorspronkelijk twee symmetrisch geplaatste smalle (60 cm) vensters in deze gevel hebben bevonden. In de top van de gevel bevinden zich vlechtingen in het metselwerk en enkele staafankers; op de top een nieuwe schoorsteen.

Na een inspringing zet de rechterzijgevel zich voort als de (nieuwe) stalgevel. Het moderne metselwerk wordt hier op regelmatige afstanden doorbroken door vijf nieuwe stalvensters.

5. Dak
Het hoger gelegen zadeldak van het achterhuis wolft af in het dwars daarop gelegen zadeldak van het voorhuis. Behalve het dak boven de koestanden (gesmoorde pannen) is alles in riet uitgevoerd.

Rookkanaal Slingelandseweg 24.
Foto Geschiedkundige Vereniging Giessenburg en Schelluinen.

Interieur
In de loop der jaren zijn er diverse wijzigingen uitgevoerd in het interieur. Voor de Rijksdienst voor de Monumentenzorg was het interieur daardoor minder interessant geworden. Veel oplossingen waren wel traditioneel van aard en daardoor bijzonder “tijdloos” en dus ook niet storend. Verscheidene binnendeuren zijn bijvoorbeeld opgeklampt.

Zeer merkwaardig is, dat zich in deze boerderij geen kelder bevindt. Ook zijn er geen sporen te vinden van een vroegere kelder, die men toch onder de opkamer zou verwachten; in deze omgeving wordt overigens niet van opkamer gesproken, maar van “waterkamer”. Door de ligging vlakbij de Giessen, was het misschien technisch onmogelijk om een goede droge kelder te maken.

In de opkamer liggen onder het plafond vijf ongeprofileerde balken. Een, gedeeltelijk nog aanwezige, houten wand vormde hier de afscheiding met de bedsteden. In de oude woon-/ werkkeuken is in de 20e eeuw door middel van een gemetseld wandje een slaapkamertje afgescheiden.

De oude voordeur is dichtgezet. Als de oude woon-/werkkeuken als één geheel beschouwd wordt, dan wordt de bovenliggende vloer hier gedragen door zeven houten balken, die niet bewerkt of geprofileerd zijn.

Door een scheef geplaatst gemetseld wandje is een hoekje afgescheiden, waar een w.c. en een douche hun plaats vinden. Tussen de grote grondtas (hooiopslag) en het voorhuis ligt een betegelde spoelruimte, waarboven één groot moerbint met daarop tien kinderbintjes. De stal is in 1962 opnieuw ingericht.

Doordat de hooitas zich op “de verdieping” over het volledige achterhuis uitstrekt kon helaas van de kapconstructie van het achterhuis niets worden waargenomen.
Achter de grondtas bevindt zich nog een woonvertrek, dat wellicht tot zomerhuis diende; hier waren nog de oude stookplaats en twee bedsteden aanwezig, vijf ongeprofileerde houten balken dragen de bovenliggende vloer.
De constructie van de kap boven het voorhuis is eenvoudig en bestaat gedeeltelijk uit schaar-spanten, daterend uit het midden van de 19e eeuw.

Aan- en bijgebouwen
Op het erf staat een vrij kleine eenvoudige zwart gepotdekselde schuur, waarin enkele machines stonden.

Inmiddels verdwenen gepotdekselde schuur naast het hoofdgebouw.
Foto Geschiedkundige Vereniging Giessenburg en Schelluinen.
Foto: Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.

Eigenaren en bewoners
In 1830 geven de Oorspronkelijk Aanwijzende Tafels Dirk Rietveld en cons., bouwman te Nederslingeland, als eigenaar van dit pand.

Tussen 1890 en 1920 woonde hier Gerardus ’t Hooft. Hij was geboren in Zoelmond en getrouwd met Aaltje Huisman (geb 1849 te Giessen-Nieuwkerk). Er waren 7 kinderen, terwijl vanaf 1909 ook zijn zuster Sara Johanna ’t Hooft inwonend was. Voordien woonde zij in Bleskensgraaf. Vrouw ’t Hooft overleed op 16 februari 1911. Zij heeft hier dus nog net de brand van het café Pinkeveer meegemaakt. ’t Zullen spannende uurtjes geweest zijn, met de rieten kap op het eigen huis…

In 1922 is het gezin ’t Hooft naar Bleskensgraaf verhuisd. Vanaf mei 1922 woonde Arie de Leeuw hier. Hij was getrouwd met Maaike Middelkoop. Er waren drie kinderen: Elizabeth Cornelia (1907), Otto (1910) en Maria (1912). De Leeuw overleed in december 1935. Zijn gezin is daarop in april 1936 naar Schoonrewoerd verhuisd.

Bij hen in woonde overigens Albertus Ochten. Blijkbaar deed hij twee jaar het bedrijf voor de familie De Leeuw. Hij was niet verwant aan de familie, maar staat ook niet als werkman of arbeider te boek.  Hij verhuisde in april 1924 naar Maurik.

In de 70er jaren was een Eikelboom te Meerkerk eigenaar van het pand. Voor die tijd (zo rond de oorlog) woonde hier Willem Uittenbogerd. Hij had een zoon Aart en een dochter. Nadat Uittenbogerd overleed kwam de familie Timmer hier wonen.

Tot slot
Inmiddels is het pand verkocht en heeft de oude schuur plaats gemaakt voor een moderne woning. Bij de vergunningverlening was voorwaarde dat het oude pand voor 2020 gerestaureerd zou worden, maar tot op heden is daar weinig van te zien….

*1 – Bron: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek Slingelandseweg 24, Giessenburg – ADC ArcheoProjecten, rapport 3936, september 2015.

Koenen verkampen, hier passeren ze Slingelandseweg 24.
Foto: Geschiedkundige Vereniging Giessenburg en Schelluinen.

Plaats een reactie