Reglement op het schoolhouden in het Land van Arkel

Tijdens een vergadering van predikanten in de ring Gorinchem werd in 1587 besloten dat er geen schoolmeesters aangenomen werden die niet in Gorinchem door de kerkelijke classis geëxamineerd waren. In 1660 kwam er een reglement voor de schoolmeesters. Een schoolmeester moest van onbesproken gedrag zijn en goede referenties kunnen laten zien.

In 1720 schreef Johan Brand, drossaard van Gorinchem en dijkgraaf van het Land van Arkel, na advies ingewonnen te hebben van de Classis van Gorinchem, een Reglement op het schoolhouden in den Lande van Arkel. Dit reglement gold voor alle scholen in het gebied. Het Land van Arkel bestond uit de dorpen Arkel, Rietveld, Hoogblokland, Hoornaar, Schelluinen, Kedichem, Oosterwijk, Nieuwland en Leerbroek. Ieder dorp had een eigen school en de schoolmeester was tevens koster en voorzanger in de kerk. Op school moesten de kinderen diverse gebeden leren opzeggen en de schoolmeester onderwees hen in de Christelijke religie. School en schoolmeester waren dus sterk verbonden met de kerk in het dorp. De school was dus meestal in een gebouwtje dichtbij de kerk, in het centrum van het dorp.

Het reglement op het schoolhouden bestond uit 17 artikelen, waarin het volgende stond:

  1. De schoolkinderen zullen in de zomer ’s morgens om 8 uur en in de winter om half 9 precies, naar school komen. Eenmaal binnen moeten de oudste kinderen om de beurt, daartoe door  de schoolmeester gelast, een morgengebed opzeggen.
  2. Bij het uitgaan van de school, om 11 uur, wordt het schoolgebed of het gebed voor het eten, weer door een van de oudste leerlingen, opgezegd. De meester zal de kinderen telkens scherp gelasten om zonder enige dartelheid [vrolijkheid] direct naar huis te gaan en iedereen die ze onderweg ontmoeten of die hen voor bij gaat moet beleefdelijk gegroet worden (door de hoed af te nemen). Net zoals ze dat bij hun ouders moeten doen als ze thuis komen.
  3. De kinderen voor wie het te ver is om tussen de middag naar huis te gaan, mogen op school blijven eten. Als zij willen spelen, dan mogen ze niet verder weg gaan dan op het kerkhof.
  4. ’s Middags om 12 uur precies gaat de school aan en dan wordt wederom het gewone schoolgebed of het gebed na het eten, opgezegd door een van de oudste leerlingen, zoals dat ook ’s morgens gebeurt. Datzelfde geldt ’s middags om 3 uur als de school uit gaat  nadat het avondgebed opgezegd is en de meester de vermaningen van zedigheid en het  groeten gegeven heeft.
  5. Elke schooltijd moet de meester zelf twee maal ordentelijk opzeggen, tenzij door het grote aantal leerlingen het nodig is om  een van de bekwaamste en snelste van de jongste kinderen daartoe te gebruiken.
  6. Leerlingen die aan het schrijven zijn krijgen van de meester voor een stuiver een bekwaam voor gedicht om dat onder schooltijd na te schrijven en aan de meester te vertonen en daarna als ze het verbeterd hebben opnieuw te laten zien en de beschreven vellen moeten zonder kladde aan de meester telkens vertoond worden.
  7. Iedere maand zullen de schrijvende leerlingen, zo die er zijn, om de voorzittinge schrijven of om een prijs, en als die plaats aan hen volgens verdienste wordt toegewezen behouden ze die gedurende de gehele maand.
  8. Des donderdags zullen de kinderen de twaalf artikelen des geloofs en de tien geboden opzeggen.
  9. Des zaterdags zullen al de kinderen de gewone gebeden opzeggen of – indien de tijd dat niet toelaat wegens een te groot aantal – zal de meester een uitzondering maken en een aantal van tevoren waarschouwen wat zij moeten opzeggen, en zal die volgorde telkens veranderen.
  10. Indien het de dominee mocht gelegen komen, in de week de kinderen in de school te catechiseren, zo zal de schoolmeester hen daartoe aanmanen en doen leren ’t geen de dominee zal nodig en dienstig oordelen.
  11. Op deze wijze zal de meester het school houden zonder enig verzuim voortzetten.
  12. Doch acht dagen van Pasen gelijk ook van Pinksteren, vier weken in de hooibouw, verder de week van de kermis, en van Kerstmis tot Nieuwjaar, mag de meester het schoolhouden opschorten, de overige tijd mag dat niet  zonder noodzakelijkheid, en in geval enige dagen buiten die tijd de meester van huis mocht zijn of noodzakelijkerwijs van huis moet, dan is hij telkens gehouden om consent te vragen van de predikant,  en daags tevoren de kinderen daarvan in kennis te stellen.
  13. De meester moet des zondags en op andere predikdagen onder de predikatie of onder de catechisatie op de kinderen goede acht geven en het oog laten gaan, en als hij ziet dat er enige ongeregeldheid geschiedt, als die kinderen op school komen streng straffen tot spiegel [voorbeeld] van de anderen.
  14. De meester zal als de schoolkinderen vuur stoken daar geen pot of ketel mogen hangen maar de haard voor de kinderen laten.
  15. De meester is gehouden om avondschool te houden indien er zes scholieren zijn die daartoe genegendheid hebben, mits dat ieder scholier daarvoor zal betalen twee stuivers ter week; en ingeval daar meer als tien zouden zijn, zo zal ieder geven een stuiver acht penningen en gehouden zijn behoorlijke kaarsen mee te brengen al naar gelang er veel of weinig vereist zijn.
  16. Van ieder scholier die schrijft, zal de meester maandelijks genieten vier stuivers en van die gene die niet schrijven drie stuiver [schoolgeld].
  17. Verder  zullen de schoolmeesters het kosterambt waarnemen zoals het klokken stellen en luiden, het reinigen van de kerk, het onkruidvrij houden van het kerkhof, het bijeen roepen der kerkenraad, het op last van de predikant of een der leden des kerkenraads, het oppassen van de kerkenraad, de visitoren of gedeputeerden des classis gedurende hun sessie, op de behoorlijke tijd te komen vragen bij de predikant of hem gelegen komt voor de laatste maal op te luiden, vuur aan te leggen in de consistorie, verzorgen van vuur in de stoven voor schout, gezworenen en kerkenraadsleden, op zulke plaatsen daar de turf van kerkmeesters verzorgd wordt, het bezorgen van doopwater en briefjes, zowel van gebeden als van dankzeggingen, op de predikstoel en voorts de predikant en kerkenraad in alles wat kerkelijk is, ten dienste te staan, zoals de kosters in de stad Gorinchem gewoon zijn te doen.
  18. Wij begeren dat deze vorenstaande artikelen, in de kerken van den Lande van Arkel geaffigeert, aan den schoolmeesteren door een persoon van ons daartoe gekwlificeerd voorgelezen, door de schoolmeester ondertekend en stiptelijk door hen nagekomen worden, op straffe als wij daarop goedvinden te stellen;

des ’t oirconde bij ons getekend den 20e juni 1720.
Ende was getekend,

Johan Brand.

Te Gorinchem gedrukt bij de Wed. Hend. Haansberg ordinaris drukster voor ’t Gemeeneland van Arkel, 1720.

Bron: Oud Archief van de Stad Gorinchem 1400 – 1814, inventarisnummer 2747.

Deel van de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden waarin ligt het Land van Arkel.

Plaats een reactie