In de 2e helft van de 19e eeuw tierde het bijgeloof in onze streek nog welig, ondanks de toenemende verlichting en beschaving. Gorinchem had een ‘wonderdokter’ genaamd Lely, die kwade geesten kon uitbannen en andere hulp verschaffen. Maar er waren nog veel meer rondreizende wonderdokters die goede zaken deden.
In diverse kranten stond in juli 1863 onderstaand bericht over de bijgelovige Alblasserwaarders.
Van de vele ‘wonderdokters’ noemen we één van hen. Hij staat bekend onder de naam Polak, is afkomstig uit Middelburg en op veel jaarmarkten en kermissen te vinden. Hij doet er goede zaken als horoscooptrekker en voorspeller van de toekomst…
Deze Polak krijgt in 1863 vat op de heer W.S. – een welgesteld landbouwer uit Hoornaar, wiens gezondheid al enkele jaren niet zo best is. Hij deed al tevergeefs een beroep op allerlei doctoren en nu wendde hij zich tot de rondreizende ‘wonderdokter’ Polak. Van deze man kreeg W.S. – na goed geld betaald te hebben natuurlijk – wel veel raad en middelen, maar zijn gezondheid kreeg hij er niet voor terug.
Ondertussen wankelde het vertrouwen in de wonderdokter niet en- omdat je toch het onvermogen van de medicamenten niet kon loochenen – bleef zijn familie zoeken naar de eigenlijke oorzaak van ’s mans kwaal. Ze kwamen tot de conclusie dat, omdat de middeltjes van de dokter niet werkten, de oorzaak alleen maar kon liggen in het bovennatuurlijke – W.S. was betoverd! De familie twijfelde niet aan de grote bekwaamheid van de dokter. Hij zou zeker de heer W.S. wel weer kunnen ‘onttoveren’.
![](https://geschiedenisalblasserwaard.wordpress.com/wp-content/uploads/2024/06/dons-en-verenkrans.jpg?w=1024)
En, alhoewel de dokter nog even beweerde dat het toveren minder tot zijn roeping hoorde, gaf die toch gehoor aan de aandrang van S. en zijn huisgenoten. Hij beloofde hen ook om alles te zullen aanwenden wat de kunst in dit soort gevallen voorschrijft.
Dus onderzocht de ‘dokter’ eerst het beddenkussen en zie daar – het doorslaand bewijs dat de betovering bestond! Men vond daar tal van verenkransen, een oude spijker, een houten doodkisten pen enz. Daarop zette hij de ongelukkige betoverde S. aan een tafel met op iedere hoek van die tafel een brandende waskaars.
De patiënt moest nu bidden. Maar omdat dit, misschien omdat hij zo aangedaan was over wat komen zou, niet wilde vlotten, moest hij in de bijbel gaan lezen.
Ondertussen wierp de ‘dokter’ enige takkenbossen in de haard. Daarop strooide hij enkele handen vol zout en toen dit alles lustig brandde, werden al de kransen e.d. uit het beddenkussen opgezocht en in de vlammen geworpen. Daarna nam de dokter de blaaspijp en sloeg daarmee als een razende op het vuur. Want daarin zag hij de heks als geest en hij kon zelfs beschrijven hoe zij er uit zag!
De vonken vlogen knetterend en knappend door het vertrek, terwijl zowel patiënt als zijn huisgenoten (die allen aanwezig waren) zich doodstil moesten houden. Ze mochten de kamer vooral niet verlaten omdat de toverheks in aantocht was. Ze zou weldra op de gesloten vensters kloppen.En inderdaad zo gebeurde het. Men hoorde voetstappen rondom het huis, waarna er op de vensters geklopt werd en een hese stem riep ‘heila’. Onder zulke akelige omstandigheden had alleen de duivelbanner de moed om naar buiten te gaan waar hij de heks zag. Die zag er precies zo uit, zoals hij al beschreven had: een oude vrouw, een beetje voorover gebogen lopend en gehuld in een zwarte mantel. Ze verwijderde zich heel snel en dus was de bedoeling om haar te overmeesteren niet gelukt.
Maar dit zou geen probleem opleveren, volgens de duivelbanner, want zij zou vast spoedig terug keren. Iedereen moest maar getrouw doen wat hij voorschreef en dan zou alles wel ten goede keren.
![](https://geschiedenisalblasserwaard.wordpress.com/wp-content/uploads/2024/06/heks-dik-trom.jpg?w=425)
Intussen heeft de wonderdokter, schijnbaar als knecht, zijn intrek bij de boer genomen. Daarmee gaf hij de politie, die over een en ander al gehoord had en opmerkingen maakte, zo min mogelijk aanstoot.
Dat de gezondheid van de duivelbanner onder dit alles tot nog toe weinig heeft geleden, bewijst zijn goede eetlust. Een overvloed aan gezonde spijzen, krachtige soepen enz. laat hij zich voortreffelijk smaken.
Trouwens, zijn krachten moeten zo hij iedereen verzekert, goed gevoed worden omdat de vreselijke worstelingen die hij zo nu en dan met de heks moet doorstaan, te kunnen volhouden.
Waartoe dit alles zal leiden kan ieder wel raden, als je weet dat de duivelbanner aan boer S. de raad heeft gegeven om al de kasten en kisten in huis wijd open te zetten. Dan zal de heks zeker verleid worden om op d’een of andere moment te komen. En dan – zo weet hij zeker – zal hij haar overmeesteren.
De familie moest dan ook, al hoorde men bijvoorbeeld ‘s nachts enig geraas, zich niet verontrusten en vooral niet gaan kijken wat er gaande was, want zulk een onverwacht bezoek kon de uitslag van de strijd, die tussen hem en de heks gevoerd werd, zeer twijfelachtig doen zijn…
Qui vivra verra! [De tijd zal het leren!]
Bron: Delftsche courant 30 juni 1863; Provinciale Drentsche en Asser courant, 4 juli 1863; Utrechtsch provinciaal en stedelijk dagblad 6 juli 1863